Ons ontwikkelingsgerichte onderwijs
Op De Verbeelding ontwikkelen kinderen zich door leerprocessen in spelactiviteiten en onderzoeksactiviteiten. Deze activiteiten zijn gemodelleerd naar echte sociaal-culturele praktijken (SCP’en). Leerlingen willen deelnemen aan onze wereld. Deze deelname krijgt vorm als zij zelf een rol kunnen nemen in zo'n SCP. In de onderbouw gaat het om diverse spelactiviteiten binnen en buiten, in de bovenbouw om onderzoeksactiviteiten. Wij maken onderscheid in sociaal-culturele praktijken die een dag, een aantal weken of een aantal jaren duren.
Het gaat erom dat er rijke leeromgevingen ontstaan, waaraan leerlingen zich onze cultuur ‘in kunnen spelen’. Activiteiten vormen bouwstenen voor het curriculum en worden ook ingekleurd door het ecologische karakter van de school. Denk daarbij aan sociaal-culturele praktijken en thema's die spelen bij een duurzame ontwikkeling.
Kinderen leren op De Verbeelding dus altijd in een betekenisvolle context, die complex is en vakoverstijgend. Bij de moestuin gaat het om natuurbeleving, ontwikkeling van de persoonlijke interesse, leren over 'groen', maar ook over taal, begrijpend lezen, rekenen-wiskunde en gezond leven.
Kenmerken van ontwikkelingsgericht onderwijs op De Verbeelding zijn:
- De klas is een community of learning. Je hoeft het niet alleen te kunnen, je hebt altijd recht op hulp.
- Het curriculum is vakkenintegrerend en vakoverstijgend en wordt aan de hand van thema's, actualiteit en vragen van de groep opgebouwd.
- Leertrajecten zijn toegankelijk voor elk kind en elk kind trekt zich op, ziet kansen om beter te worden (zone van naaste ontwikkeling).
- Onderwijs voltrekt zich in dialoog/polyloog; er is veel interactie in de groepen en communicatie met anderen (om de groep).
- De school is 'doorlaatbaar', staat midden in de veranderende wereld en heeft daar oog voor, maar haar pedagogische verantwoordelijkheid staat voorop.
- Leren is een activiteit van de kinderen. Op De Verbeelding zorgen wij voor een optimale leercultuur door: het formuleren van eigen leerdoelen, zorgen voor voortdurende optimalisering van de randvoorwaarden hiervoor, de leerling stimuleren, de voortgang van het proces bewaken en de resultaten (in brede zin) beoordelen. De leerkracht zorgt ervoor dat de leerlingen de basisvaardigheden continu toepassen in verschillende contexten.
Als wij deze kenmerken serieus nemen leiden ze tot belangrijke keuzes voor programma's, materialen, roosters, groeperings- en, differentiatievormen:
- Veel leren in de sociaal-culturele praktijken, binnen en buiten.
- Meer buitenspel en werktijd.
- Veel werken in heterogene groepen (leren van en met elkaar).
- Programmagebruik bij rekenen-wiskunde; verder een keuze voor programma's, methodes e.d. als bronnen.
- Kerndoelen als leidraad voor langlopende sociaal-culturele praktijken.
- Leerkrachten als ontwerpers en bemiddelende partners.
- Handelingsgericht observeren, adaptief toetsen.